Voor een opdrachtgever hebben we metingen mogen uitvoeren aan hun producten.
Het probleem dat men bij de freesbewerking van deze producten tegenkwam was dat men de maatvoering van 25mm, dit met een plaatszuiverheid van 0.02mm niet in de hand kon houden en dat hierin erg veel variatie aanwezig was.
De maatvoering van 25mm is de afstandsmaat van het bovenvlak naar de diameter Ø10J6 en Ø14R6, deze aangebracht in het zijaanzicht van het product. De plaatszuiverheid van 0.02 staat aangegeven bij deze twee diameter met de referentie op het bovenvlak (zie onderstaand figuur).

Het probleem van deze variatie werd door onze opdrachtgever gezocht in de gereedschappen waarmee deze diameters worden aangebracht. Hun beoordeling gedurende het proces was dat mogelijk de verspaningscondities hiervan niet optimaal zouden zijn en mogelijk dat het gereedschap en/of in combinatie met de opname van de gereedschappen niet stabiel genoeg zouden kunnen zijn. Het uitwisselen van deze gereedschappen en opnames hadden echter niet het gewenste resultaat, evenzo het aanpassen van de verspaningscondities.
Nadat we enkele producten hadden ontvangen zijn we begonnen met het meten en beoordelen van de geometrie bij deze producten.
We zijn gestart met het beoordelen van het referentievlak. Dit referentievlak bleek qua vlakheid zoveel te variëren dat afgezien verder bewerkingen en aanbrengen van welk element dan ook het geen kans van slagen zou hebben om de plaatzuiverheid van de betreffende diameters te kunnen garanderen.
Na deze constatering en overleg met de opdrachtgever bleek dat de verspaningsstrategie niet goed was waardoor er onnodig veel spanningen in het materiaal kwamen en er dus o.a. een probleem ontstond in de vlakheid van dit bovenvlak welke op de tekening staat aangegeven als referentievlak. We hebben samen met de opdrachtgever deze verspaningsstrategie beoordeeld en gecorrigeerd en hiermee het probleem opgelost.

Belangrijk bij het beoordelen van een Vorm-en Plaatstolerantie in het algemeen, maar ook bij de aanmaak van een element daar waar een Vorm-en Plaatstolerantie staat aangegeven is dat er niet enkel wordt gekeken naar het getolereerde element zelf maar ook naar de referentie-elementen. De focus ligt vaak enkel op het getolereerde element terwijl het referentie element zeker zo belangrijk is.

Ook is het natuurlijk erg belangrijk dat je bij het meten moet weten wat je meet. In dit geval is het natuurlijk niet handig om een referentie op een element te leggen welke niet vlak is. Een variatie in de positie van de meetpunten op dit betreffende vlak bij het uitrichten tijdens een meting brengt de bewerker op een dwaalspoor ( zie hiervoor ook onderstaande weergave van het betreffende vlak). Een vlak met bijvoorbeeld 6 meetpunten geplaats aan de buitenzijde of wat meer naar de binnenzijde kan zomaar een hoogteverschil maken voor de gaten aan de zijkanten van ±0.05mm ( zie onvlakheid 0.06mm in het grafische plaatje )
Dus weet wat je meet.